Uitgeput, maar aanwezig – twee keer verdwalen in het lichaam op SPRING Festival
We zijn moe. En dat weten we. SPRING Festival 2025 in Utrecht neemt die vermoeidheid niet alleen serieus, het maakt er kunst van. Uitputting als uitgangspunt. Lichamelijke moeheid, mentale moeheid, maatschappelijke moeheid. Wat gebeurt er als we niet meer meedoen aan het tempo? Als we vertragen, stoppen, of zelfs wegrennen?
Ik zag twee voorstellingen die dat perfect raakten. Allebei totaal anders van vorm—de een zonder beeld, de ander juist een overdaad aan zintuiglijke prikkels—maar beide draaiden om hetzelfde: het lichaam als verhaal. Het lichaam als protest. Het lichaam als grens.
RUNNER – een stem op afstand, een lijf in beweging
Soms weet je het meteen: dit wordt geen normale theateravond. - De zaal van Theater Kikker is volledig donker. Geen spotlight, geen decor, geen performer. Alleen stilte. Tot ineens een stem klinkt, live via een koptelefoon: “I’m about 8 kilometers from the theatre.” Het is de stem van performer Ira Brand, die op dat exacte moment door Utrecht aan het rennen is. Eigenlijk net buiten Utrecht. Ze zegt: “Normally I run about 10 km an hour, so I should be with you in 50 minutes.” En dan weet je: dit is het. Dit is de voorstelling.
Wat volgt is een auditieve performance die radicaal onzichtbaar is, maar des te voelbaarder. Langzaam gaan de zaallichten aan. Er komt wat rook over het lege podium, alsof er iets wil verschijnen. Maar nee—RUNNER is geen show in de traditionele zin. Wat je meemaakt is live, maar zonder beeld. Een vrouw die rent, ademhaalt, vertelt. Over waar ze is, waar ze langs loopt, wat ze denkt.
Het theatrale effect zit hem in de nabijheid. Hoe dichterbij ze komt, hoe meer je haar lichaam hoort falen: de ademhaling die hort, de stem die trilt, het tempo dat stokt. Er ontstaat een spanning in het niets. RUNNER is een choreografie van afwezigheid, waarin het lichaam alleen via de stem aanwezig is.
En dat is spannend. Want waarom moeten we hier eigenlijk voor in een theater zitten? Het had ook een podcast kunnen zijn. Maar juist die live component—dat je op datzelfde moment in een gedeeld ritueel zit, dat zij voor jou aan het rennen is, dat haar uitputting ergens voor jou is—maakt het krachtig. Theater als live luisterritueel, een gedeelde fysieke ervaring zonder zicht.
RUNNER stelt vragen over onze fascinatie met uitputting. Waarom vinden we mensen inspirerend die "alles geven", hun grenzen opzoeken, zichzelf tot het uiterste duwen? Wanneer wordt dat bewondering, wanneer voyeurisme? En is luisteren naar uitputting net zo intiem als ernaar kijken?
Het is een voorstelling die niets toont, maar je des te meer laat voelen. En dat is knap gedoseerd, gelaagd en gedurfd.
fatigue – dansen op de rand van afwezigheid
Een clubavond in EKKO, Utrecht. Eerst dansen we zelf, in het voorprogramma. De muziek is goed, de sfeer licht. Maar dan komt Viktor Szeri op—en alles vertraagt.
Wat volgt is een solo die het midden houdt tussen performance, dans en hypnotische trance. Szeri wiegelt zijn heupen van links naar rechts, in een beweging die voelt als een loop zonder einde. Soms heft hij zijn armen op, langzaam, alsof hij weerstand voelt. Dan weer zakt hij in. De muziek pulseert, vertraagt, zwelt aan, verstomt. En alles gebeurt in slow motion. Zelfs de stroboscoop, die normaal hyper intens is, lijkt hier vertraagd te knipperen.
Wat op papier saai klinkt – een uur lang een man die langzaam beweegt – blijkt in de praktijk een radicaal statement. fatigue weigert spektakel. Het omarmt vermoeidheid, verstilling, apathie zelfs. En daarin ligt de kracht.
Szeri werkt met lichamelijk minimalisme, maar er zit een diepe dramaturgische laag onder: de voorstelling is een belichaming van burn-out. Geen thema in de tekst, maar een toestand in het lijf. Zijn bewegingen zijn niet elegant, maar log, zwaar, zoekend. Geen perfectie, geen virtuositeit—maar pure aanwezigheid.
Dit is dans die weigert om te entertainen. En daarmee stelt fatigue rake vragen. Over hoe we kijken. Over wat we verwachten van performers. Over productiviteit en prestatie, ook in de kunstwereld. Want waarom moet alles altijd meer zijn? Wat als we een uur lang gewoon in een vertraagd lichaam durven te zijn?
Ook bijzonder is hoe het publiek betrokken wordt. Door de clubsetting voelt de performance bijna als een after-afterparty. Je kijkt naar iemand die is blijven hangen in het moment waarop iedereen allang naar huis is. Een soort post-feest trance waarin het lijf nog na-echoodt.
fatigue is gelaagd in zijn eenvoud, poëtisch in zijn vorm en radicaal in zijn weigering om mee te doen aan het tempo van de wereld. Een voorstelling die je niet onder woorden hoeft te brengen, maar moet ondergaan—zoals vermoeidheid zelf.
Post-performance: uitgeput of bevrijd?
Wat deze twee voorstellingen zo krachtig maakt, is dat ze allebei vertrekken vanuit een eenvoudige maar radicale premisse: het lichaam als grens en als verteller. In RUNNER hoor je het lichaam langzaam afbreken, live, door een stad die constant in beweging is. In fatigue zie je datzelfde lichaam weigeren om nog te versnellen, en juist schoonheid vinden in stilstand.
Beide makers kiezen ervoor om niet te pleasen. Er is geen directe catharsis, geen makkelijke ontknoping. Ze dagen je uit om te blijven, om te voelen, om aanwezig te zijn bij iets dat normaal buiten beeld blijft: uitputting, verveling, falen, fysieke weerstand. En daarin zit misschien wel hun grootste kwaliteit.
In een tijd waarin het lichaam voortdurend geoptimaliseerd, geësthetiseerd of geanalyseerd moet worden, kiezen RUNNER en fatigue voor iets wat veel spannender is: kwetsbaarheid zonder spektakel. Ze vragen je niet om alles te begrijpen, maar wel om erbij te blijven. Om te luisteren naar de ademhaling van iemand die rent. Om te kijken naar iemand die nauwelijks beweegt. Om de waarde van traagheid, falen en fysieke begrenzing opnieuw te overwegen.
SPRING Festival toont zich hiermee opnieuw als platform voor makers die verder durven gaan dan vormexperiment of thematisch engagement. Hier zien we performances die het fysieke medium zelf – het lichaam, de adem, de beweging – centraal stellen als politiek en poëtisch gereedschap.
En ik? Ik verliet beide voorstellingen niet geïnspireerd in de klassieke zin van het woord. Niet opgeladen, maar juist een beetje moe. Maar dat is precies het punt: soms is theater geen escapisme, maar een stille uitnodiging om gewoon even niet te hoeven rennen. Om aanwezig te zijn. In je eigen lijf. In dit moment.